Reisverhaal voor Jaspers opdracht voor Nederlands

LIFTEN NAAR ZUID-FRANKRIJK

'Daar ben je dus!' roept mama. Appie ligt op de achterbank van de auto. Een voor een haalt hij de oortjes van zijn mp3-speler uit zijn oren.
'Dat ligt daar maar een beetje te luieren! Waarom help jij niet mee met inpakken? Het is ook jouw vakantie.'
Appie wil antwoorden, maar mama loopt alweer weg. Eerst moet hij aan de kant en niet zo in de weg lopen. Gaat hij in de auto liggen, zodat hij niet meer in de weg loopt, wordt mama alsnog boos.
Langzaam komt Appie overeind. Waar kan hij nou mee helpen? Mama had gezegd dat hij zijn eigen spullen in moest pakken. Dat had hij gedaan. Zijn stripboeken en tekenspullen zaten in zijn rugzak en zijn kleren lagen in een sporttas in de kofferbak. Wat moest hij verder nog meenemen op zomervakantie? Hij had niet zoveel nodig als zijn zus Claire. Die had alleen al voor haar make-up een grote tas nodig. Misschien kon hij haar helpen.
Zachtjes klopte Appie op de kamerdeur van Claire. Hij maakte bijna altijd ruzie met zijn grote zus en normaal vond hij dat niet zo erg, maar nu moest hij nog helemaal naar Zuid-Frankrijk naast haar op de achterbank zitten. Daarom zou hij voor deze ene keer aardig zijn tegen haar.
'Wie is daar?' vroeg Claire.
Appie verstond haar nauwelijks, omdat de muziek zo hard stond.
'Ik!' riep hij boven de muziek uit. 'Mag ik binnen komen?'
'Je moet me helpen Ap.'
Appie deed de deur open. Zijn zus stond naar haar de koffer te kijken die op haar bed lag.
'Ik krijg hem niet dicht,' zei ze.
Waarom wil je dan ook zoveel kleren meenemen als je de hele dag in je bikini rond loopt, dacht hij. Maar dat zou zijn zus vast een domme vraag vinden.
Appie ging naast zijn zus staan en samen keken ze naar de knalroze uitpuilende koffer van Claire. Hij had wel het gevoel dat hij hielp, maar hij deed liever iets dan naar de roze koffer kijken.
'Als ik hem nou dicht duw,' begon Appie aarzelend, 'dan probeer jij hem dicht te doen.'
'Laten we het maar proberen,' zuchtte Claire.
Appie duwde op de deksel van de koffer. Hij kreeg hem bijna dicht. Claire hielp, maar toen ze los liet om de clip dicht te doen, schoot de koffer weer open.
'Ik ga er wel op zitten,' zei Appie en klom op de koffer. Het lukte net. Claire deed snel de clips dicht.
Op dat moment kwam mama langs Claire's kamer lopen.
'Zit je nou weer hier te niksen Ap? Wat hebben we nou aan jou?'
Hij wilde het aan mama uitleggen, maar mama was alweer verder gelopen en Claire zei ook al niets om hem te helpen. Zuchtend stond hij op. Misschien kon hij papa nog ergens mee helpen.
Hij vond papa in de keuken. Hij was druk in de weer met het smeren van broodjes.
'Ap!' zei papa toen hij hem zag. 'Help me even. Op dit briefje staat wat iedereen op zijn broodjes wil. Als jij nou even voor iedereen een eigen pakketje maakt dan kan ik ondertussen de laatste spullen in de auto stoppen.'
Papa duwde het briefje in Appies handen en ging de keuken uit.
'Wat doe je nou weer?' vroeg mama toen ze in de keuken kwam.
'Papa heeft gevraagd of ik,' begon Appie, maar mama liep alweer weg.
'Vergeet je de pakjes drinken uit de koelkast niet in de koeltas te stoppen?' riep ze over haar schouder.

Eindelijk zat iedereen in de auto en gingen ze op weg naar Zuid-Frankrijk. Appie had er zin in. Drie weken lang iedere dag zwemmen, tekenen en spelen met de andere kinderen op de camping. Elke ochtend zou hij ontbijten met croissantjes en stokbrood en bijna iedere avond barbecuen. Onee! Hij was vergeten naar de wc te gaan. Ach, hij hoefde toch niet.

Appie verveelde zich. Ze zaten al een tijdje in de auto. Hij durfde niet te vragen hoe lang al, maar hij had wel in de gaten dat ze voorlopig nog geen pauze gingen houden. Daar baalde hij van, want hij moest nu toch wel nodig plassen.
'Mama?' vroeg Appie.
'Ap, ik sliep net.'
'Maar ik moet naar de wc.'
'Ben je thuis niet geweest dan?'
Appie aarzelde.
'Ap! Ik heb het je nog zo gezegd.'
Op dat moment reden ze langs het bord van een pompstation.
'We kunnen hier wel even stoppen,' zei papa.
'Ap mag kiezen. Of stoppen en naar Zuid-Frankrijk lopen, of het nog even ophouden.'
'Stoppen,' zei Appie meteen. Ze zouden hem toch nooit echt achterlaten.

Papa stopte bij het pompstation. Snel sprong Appie uit de auto en rende naar binnen.
Terwijl hij zijn natte handen van het wassen aan zijn broek droogde, liep hij weer naar buiten. De auto was weg. Ze hadden zeker om de hoek geparkeerd. Hij wilde om het pompstation heen lopen. Bijna struikelde hij. Het was zijn eigen tas! Dat was vast een grapje van Claire.
Hij deed zijn tas op zijn rug en liep naar het parkeerterrein om te kijken of zijn ouders en zus daar op hem stonden te wachten.
Hij was helemaal naar het einde van het parkeerterrein gelopen, maar zag ze nergens. Misschien had hij niet goed gekeken. Langzaam liep hij terug, goed kijkend of hij de rode auto van papa en mama ergens zag.
Daar zaten een man en een vrouw te kijken naar hun zoon en dochter die achter elkaar aan renden, een vrachtwagenchauffeur die in de bosjes stond te plassen en overal auto's. Waarom hadden papa en mama niet gewacht waar hij was uitgestapt? Dan had hij nu niet zo hoeven zoeken en hadden ze al lang verder kunnen rijden. Geschrokken stond Appie stil. Ze zouden toch niet echt? Nee... ze zouden nooit zonder hem verder rijden! Toch?
Nog langzamer liep hij verder. Ze moesten hier ergens zijn. Dat moest gewoon! Hoe kwam hij anders in Zuid-Frankrijk?
Daar! Dat was de rode auto van papa en mama. Appie rende erop af, maar toen hij dichterbij kwam, zag hij dat het papa en mama helemaal niet waren. Het waren twee mensen die zijn opa en oma konden zijn en de achterbank was leeg. Op dat moment wilde hij zelfs Claire zien, maar ook zij was nergens.
Appie sjokte weer naar de ingang van het pompstation. Hij kon niet geloven dat mama het gemeend had toen ze zei dat hij naar Zuid-Frankrijk moest lopen. Dat was veel te ver!
Verdrietig ging hij op het stoepje voor het pompstation zitten. Hij zag heel veel mensen. Zittend in auto's, lopend, naar binnen en weer naar buiten. Zoveel mensen, maar niet de drie mensen die hij wilde zien.
Papa moest echt verder gereden zijn. Hoe kwam hij nu op de camping?

'Jongeman!' hoorde Appie roepen. Was dat tegen hem? Een vreemde vrouw gebaarde naar hem dat hij moest komen. Eerst keek hij om zich heen, maar ze moest echt naar hem hebben geroepen. Er was niemand anders bij hem in de buurt.
Voorzichtig liep Appie naar de vrouw toe.
'Jongeman,' zei ze nog een keer. 'Kan je me misschien even helpen?'
Ze had een roze broek aan en een paarse blouse. Haar blonde haar stond alle kanten op. Haar lippen waren knalroze gestift en ze had veel te veel paarse oogschaduw boven haar ogen gesmeerd. Wat was dit voor maf mens?
'Dank je,' zei ze toen Appie voor haar stond en duwde de kat die ze in haar armen had in de armen van Appie. Meteen liep ze weg. Appie bleef verbaasd staan. Hij zag dat er nog twee katten in de auto zaten. Ze liepen over de achterbank.
'Heb je hem nog niet in de auto gezet?' hoorde hij de hoge schreeuwerige stem van de maffe vrouw ineens weer naast zich. Van schrik maakte hij een sprongetje. Bijna liet hij de kat in zijn armen los. De paars met roze vrouw had nóg een kat in haar armen. Ze deed het voorportier open en liet de kat die ze vast had de auto in. Daarna pakte ze de kat uit Appies handen en liet die ook de auto in.
'Nou, dankjewel uh...'
'Appie,' zei hij.
'Appie,' herhaalde de vrouw. 'Zeg Appie,' ging ze verder. 'Wachten jouw ouders niet ergens op je?'
'Die zijn naar Zuid-Frankrijk gereden,' vertelde hij.
'Op vakantie zeker?' vroeg de vrouw.
'Ja,' zei Appie verdrietig.
'Maar zonder jou?' vroeg ze nu verbaasd.
'Ja,' zei hij weer.
'Nou, ik ben op weg naar Limburg. Maastricht om precies te zijn. Tot daar kan je wel met me meerijden. Dan kan je er mooi meteen voor zorgen dat mijn lieve kattenschatten op de achterbank blijven zitten.'
Even dacht Appie na. Als hij met deze maffe vrouw mee zou rijden naar Maastricht, zou dat hem heel wat kilometers lopen schelen. of hij moest in Maastricht verder liften. Met een beetje mazzel hoefde hij dan helemaal niet te lopen.
'Ik zorg wel voor uw katten,' zei Appie en hij glimlachte naar de vrouw.
'Dat is lief van je.'

Naast de paars met roze vrouw zat Appie in de auto. Hij was er achter gekomen dat ze Jenita heette en op weg was naar haar zus.
'Mijn zus is getrouwd,' vertelde Jenita. 'Ze is getrouwd met haar man.'
Natuurlijk is ze getrouwd met haar man, dacht Appie, maar hij zei het niet.
'Ik ben niet getrouwd,' zei ze. 'Ik heb mijn kattenschatten. Ik heb geen man nodig, zoals mijn zus. Mijn zus heeft ook kinderen. Twee kinderen van haar en haar man.'
Van wie anders, dacht Appie, maar hij zei nog steeds niets.
'Ik heb geen kinderen, hoor. Waar heb ik kinderen voor nodig met die vier op de achterbank. Ik heb genoeg aan mijn kattenschatten. Die zeuren tenminste niet zo. Niet alle kinderen zijn namelijk zo lief als jij, zo behulpzaam. En je zal maar net zien dat mijn kinderen heel veel zeuren, vervelend zijn en kattenkwaad uithalen. Nee, de enige die kattenkwaad uit mag halen is een kat. Daarom heb ik kattenschatten. Dan hoef ik ook niet boos te worden te worden als ze kattenkwaad uithalen.'
Zo praatte Jenita aan een stuk door over zichzelf en haar kattenschatten. Appie vond het helemaal niet erg dat ze niets aan hem vroeg. Hij vertelde liever niet zo veel over zichzelf aan dat maffe mens.
Na een hele poos ging Jenita de snelweg af. Appie zag een tankstation, maar dat reed ze voorbij. Op de parkeerplaats achter het pompstation stopte ze.
'Nou Appie,' zei ze. 'Het was leuk om je te leren kennen en ook al kunnen mijn kattenschatten niet praten, ik weet zeker dat zij dat ook vinden.'
Waarom zei ze dat allemaal ineens? Hij keek haar aan. Ze zette hem hier de auto uit!
'Nou, bedankt,' zei Appie beleefd.
'Graag gedaan. Het was gezellig.'
Appie stapte de auto uit. Met zijn rugzak nog in zijn handen zag hoe Jenita hard weg reed. Nu was hij weer helemaal alleen.

Op een stoeprandje zat Appie te wachten. Hij wist alleen niet op wie. In zijn handen hield hij twee tekenblaadjes die aan elkaar waren geplakt. Groot stond er "Zuid-Frankrijk" op geschreven. Hij had wel eens lifters gezien die dat ook hadden gedaan. Als zij dat konden, kon hij dat toch ook?
Maar Appie zat nog steeds te wachten. Hij had al zijn broodjes al op en het begon donker te worden. En in de zomer werd het altijd pas heel laat donker...
Wat moest hij doen als niemand hem meenam? Moest hij dan hier slapen, helemaal alleen in het donker? Hij was dan misschien al best groot, maar in zijn eentje buiten slapen zag hij niet zo zitten.
Voor zijn neus stopte een vrachtwagen. Hij wilde vragen of hij mee mocht rijden, maar hoe kwam hij bij die deur om open te doen?
Op dat moment hoorde hij een andere deur dicht slaan en even later kwam een man om de vrachtwagen heen gelopen. Het was een gespierde man met een stoppelbaard. Hij had een oude gescheurde spijkerbroek aan met daarop een wit hemd. Hij was iets ouder dan zijn vader, dacht Appie.
'Hee kereltje,' zei de chauffeur. 'Dus jij wil naar Zuid-Frankrijk?'
'Ja meneer,' zei Appie. Hij moest aardig blijven. Als deze man hem niet mee nam, zou hij buiten moeten slapen.
'Zeg maar Sjaak,' lachte Sjaak en hij stak zijn hand naar Appie uit.
'Ik ben Appie,' zei hij en legde zijn hand in de veel grotere hand van Sjaak.
'Ik moet niet naar Zuid-Frankrijk, maar wel naar Frankrijk,' zei Sjaak. 'Tot daar kan ik je meenemen, maar daarna zal je verder moeten liften.'
'Dat maakt niet uit meneer Sjaak.'
'Meneer Sjaak!' bulderde Sjaak. 'Dat is een goede. Mijn vrienden noemen me nog wel Chauffeur Sjaak, Sjingende Chauffeur Sjaak of Sjaak de Sjingende Chauffeur. Kies er daar maar een van. Of je zegt gewoon Sjaak. Dat kan natuurlijk ook.'
Sjaak lachte nog een keer.
'Kom, we moeten gaan.'
Sjaak hielp Appie de vrachtwagen in en stapte daarna zelf in.

Sjaak had gezellige muziek opstaan in de vrachtwagen. Samen zongen ze mee met alle liedjes totdat Appie begon te gapen.
'Je moet slapen, kereltje,' zei Sjaak en draaide de muziek zachter. 'Ga maar slapen. Als je wakker wordt zijn we in Frankrijk.'
Appie probeerde wakker te blijven. Hij was een grote jongen. Maar het werd steeds moeilijker om zijn ogen open te houden, totdat hij in slaap viel.

'Kereltje,' hoorde Appie en hij voelde dat iemand tegen hem aanduwde. Hij zag Sjaak lachend naar hem kijken.
'Wakker worden. We gaan ontbijten.'
Sjaak trakteerde Appie op een patatje om mee te ontbijten. Dat was pas een goed ontbijt, vond hij. Na het ontbijt namen ze afscheid.
'Dag kereltje,' zei Sjaak. Hij omhelsde Appie en drukte hem bijna plat.
'Dag Sjaak,' zei hij. Gelukkig liet hij hem nu los, want hij kon bijna geen adem halen.
'Ik zal je missen,' zei Sjaak en haalde zijn neus op.
Moest hij nou huilen? Moest zo'n stoere vrachtwagenchauffeur huilen? Dat was nog bijna gekker dan de paars-roze kattenmevrouw.
Appie zwaaide Sjaak uit.

Nadat hij uit het zicht verdwenen was, keek hij om zich heen. Nu moest hij weer iemand zoeken om bij mee te rijden. Hij haalde zijn bordje met "Zuid-Frankrijk" weer uit zijn tas. Waar zou hij gaan staan? Hij vond een goed plekje en ging daar staan. Voor iedere auto die langs reed hield hij het bordje omhoog. Hoe later het werd hoe warmer hij het kreeg. Hij veegde het zweet van zijn voorhoofd.
Er werd getoeterd. Appie schrok en sprong snel aan de kant. Maar de auto stopte. Het was een roze auto met ramen waar je niet door naar binnen kon kijken. Langzaam ging het raampje aan de achterkant open. Er zat een vrouw in de auto met een kroontje op haar hoofd en een jurk met heel veel glitters aan.
'Dag burger,' zei de vrouw.
'Dag mevrouw,' zei Appie een beetje verbaasd.
'Het is prinses Josefina.'
Appie maakte een buiging. Hij wist ook niet wat je anders moest doen voor een prinses.
'Wil je meerijden naar Zuid-Frankrijk?' vroeg de prinses.
'Ja graag, majesteit,' zei hij.
De prinses deed de deur open en schoof zelf op zodat Appie naast haar kon komen zitten. Hij deed de deur dicht en het raam ging weer dicht. Daarna reed de auto weg.
'Bent u een Nederlandse prinses?' vroeg Appie.
'Niet echt,' zei de prinses. 'In mijn vorige leven was ik een prinses. Ik ben er pas achter gekomen. Dat kwam door een droom.'
'O,' zei Appie.
'Echt waar,' zei de prinses. 'Ik droomde dat ik een prinses was in een ver land. Het was ook heel lang geleden. En toen ik wakker werd wist ik dat ik in mijn vorige leven een prinses was geweest. Anders had ik dat nooit allemaal kunnen dromen.'
'En bent u nu weer een prinses?'
'Ja. Of eigenlijk ben ik nog steeds een prinses. Dat blijf je denk ik altijd. Ook in je volgende levens. Dus ik heb meteen prinsessenjurken gekocht en een mooie auto met chauffeur. Ik ben nu op weg naar een kasteel in Zuid-Frankrijk. Ik denk dat ik in mijn vorige leven ook op vakantie ging naar een kasteel in Zuid-Frankrijk.'
'O,' zei Appie weer.
'Ja, ik weet het. Het is heel bijzonder. Je vindt het vast bijzonder om nu bij een echte prinses in de auto te zitten. Maar ik ben verder heel normaal, hoor.'
Appie vond het niet normaal dat een volwassen vrouw zich als prinses verkleedde. Zelfs Claire had zich al eeuwen niet meer verkleed als prinses. Al gedroeg ze zich wel soms zo.
Prinses Josefina vertelde wat ze allemaal ging doen in het kasteel. Ze hoopte dat haar vader de koning er ook zou zijn in een nieuw lichaam. En haar moeder. En als het even kon ook haar prins. Ze had vast een prins gehad, dacht ze.
Appie luisterde naar de prinses. Hij wist niet of hij haar moest geloven, maar ze bracht hem naar Zuid-Frankrijk en daar was hij wel blij mee.
'Waar moet je heen in het zuiden?' vroeg ze.
'Naar de camping,' zei Appie.
'En welke camping is dat?'
'Dat heb ik hier ergens,' zei hij en pakte zijn tas. Zijn moeder had het in zijn tekenboek opgeschreven bij een tekening van de camping die hij gemaakt had. Hij liet het zien aan de prinses.
'Die camping ken ik niet,' zei de prinses. 'Fred?'
'Majesteit?' zei de chauffeur.
'Kun je ons naar deze camping brengen?'
Ze gaf hem het tekenboek van Appie. Fred keek even naar de tekening.
'Natuurlijk majesteit,' zei hij en gaf het tekenboek terug.
De prinses gaf het boek terug aan Appie.
'Wil je wat drinken?' vroeg ze.
'Graag,' zei Appie. Hij had eigenlijk wel dorst.
'En wil je er ook een koekje bij?'
'Lekker.'
Samen met de prinses dronk hij koude limonade en ze aten heel veel roze koeken. Prinses Josefina vertelde hoe het was om een prinses te zijn en Appie mocht haar natekenen. Daarna tekende hij Sjaak en vertelde de prinses hoe de stoere Chauffeur Sjaak altijd aan het zingen was. Ook tekende hij de kattenmevrouw en de prinses was het met hem eens dat ze er maar raar uit zag.
Bij de camping zette Fred hem af. Appie bedankte hem en prinses Josefina.
'Dag Appie,' zei de prinses. 'Als je er ooit achter komt dat je een prins bent, dan moet je me maar bellen. Dan kunnen we misschien samen een kasteel zoeken.'
'Dat zal ik doen,' zei Appie en hij zwaaide de roze auto uit.
Hij een prins, dacht hij. Zou dat even cool zijn. Daar stond de tent van papa en mama al.
'Appie!' riep zijn moeder toen ze hem zag.
Papa en Claire keken nu ook. Vrolijk zwaaide hij naar ze.
'Appie!' riep papa ook.
Prins Appie, dacht hij even, maar dat klonk raar. Hij was gewoon Appie.


Terug!